Interview: Harriet Krijgh
ma 17 apr 2017 - 5 minuten leestijd - Tekst: Vrouwkje Tuinman
'Dat wil ik: alles geven. En een beetje extra.’
Onderdeel van
Aan het eind van ons gesprek vertelt celliste Harriet Krijgh nog even over haar nieuwste muzikale ontdekking: de fado. ‘In 2016 speelde ik voor het eerst in Portugal. In Porto ben ik naar zo’n kroeg gegaan waar ze zittend aan de bar musiceren. Met een glas wijn erbij. Wat gaat dát onder je huid zitten. Melancholiek, klaaglijk, maar vooral ook zo sfeervol en mooi.’
Krijgh bezoekt zoveel mogelijk concerten. ‘Ik kan enorm genieten als iemand fantastisch speelt – ook omdat ik weet wat voor reis eraan voorafgaat. Het genre maakt daarbij niet uit. Ik houd van reggae, van jazz, Imagine van John Lennon is mijn absolute lievelingslied. Als het maar inhoud heeft, een boodschap. Ook bij mijzelf staat dat voorop. Echt musiceren doe je als je niet meer op technisch vlak met je instrument bezig bent, maar iets laat ontstaan. Dan pas raak je mensen.’
Pakweg vijf jaar geleden had Krijgh dit niet zo stellig gezegd, denkt ze. ‘Toen kwam het nog weleens voor dat ik een week niet kon praten als er iets misging bij een concert, hoe klein ook. Er hing voor mij te veel van af. Mijn eerste album zou gaan uitkomen, ik zat vol sturm und drang…. Inmiddels ben ik veel rustiger en heb ik geaccepteerd dat ieder concert anders klinkt. Natuurlijk ben ik kritisch naar mezelf toe, maar ik verbijt me er niet in. Muziek is nooit af, en dat is mooi. Ik speel wat ik voel.’
Die eerste cd was The French Album. De toen negentienjarige Krijgh woonde al sinds de brugklasleeftijd in Wenen. In 2008 won ze het Prinses Christina Concours, in 2010 de Fidelio Competitie. Inmiddels zijn we diverse geprezen albums verder en studeerde Krijgh een aantal jaar in Frankfurt. ‘Daar werkte ik iedere maand met een andere solist, uit allerlei instrumentengroepen. Dat heeft mijn kijk op musiceren enorm veranderd.’
Ze bouwde een flinke internationale carrière op. Toch haalt ze juist nu de banden met Nederland aan. Janine Jansen wees Krijgh aan als nieuw artistiek leider van het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht – vanaf 2017 ‘een beetje mijn tweede huis’, aldus de celliste. Hoewel ze haar appartement in Wenen aanhoudt, zoekt ze ook een woonadres in of nabij Utrecht. ‘Indirect is het een overstap naar
de Nederlandse muziekwereld. Omdat ik zo jong weg was, heb ik hier minder opgebouwd dan in andere landen. Nu begint het open te gaan, en daar zat ik ook echt op te wachten.’
Krijgh treedt steeds meer op in zalen waar ze zelf als publiek al jaren kwam. ‘Dat voelt heel vertrouwd. Het Nederlandse publiek is open, omarmend en erg dankbaar. De mensen genieten echt van muziek én laten dat merken. Dan wordt een avond heel feestelijk.’
Hoewel ze nog altijd veel met grote orkesten speelt, ruimt Krijgh bewust een flinke plek in voor kleine ensembles. ‘Tegenover ongeveer zestig procent soleren staat zo’n veertig procent kamermuziek – voor mij een perfecte balans. Uiteindelijk gaat het me om de intieme communicatie op het podium. Dat kan met de dirigent zijn, met een blazer, of met een klein ensemble. Mijn hart zit in het aangaan van die band, ook met het publiek.’
Al een aantal jaar koestert Krijgh haar samenwerking met pianiste Magda Amara. ‘Deze geweldige pianiste is een van de meest inspirerende musici die ik ken, en ook nog een van mijn allerbeste vriendinnen. We vertrouwen elkaar, hoeven niet veel te praten, ook niet als we nieuwe stukken oppakken.’
Met Amara bezocht ze onlangs Rachmaninoffs villa in Luzern, waar hij woonde na zijn terugkeer uit Amerika. ‘Op een heel mooie plek, aan een meertje. Het huis is nog in bezit van de familie, al zijn spullen zijn er nog. Zijn handdoeken, zijn lakens met monogrammen. Het was alsof Rachmaninoff zelf in de ruimte was – ik denk dat we zijn werk nu met een heel nieuwe inspiratie zullen spelen.’
Pelgrimages als deze passen wel bij Krijgh, die bijvoorbeeld ook Haydns geboortehuis in Rohrau bezocht. ‘In de voorbereiding van concerten verdiep ik me in de muziek en de mens. Ik zie de muziek bovendien
als een vorm van expressie die ontzettend samenhangt met maatschappelijke zaken. Heel belangrijk voor mij is me inleven in de tijd. Wat er speelde in literatuur, in politiek. Mens en musicus zijn voor mij altijd één.’
Speciaal Haydn is iemand die Krijgh al lang ‘begeleidt in het leven’. Ze speelde ooit diens Celloconcert in C op Slot Esterházy, waar de componist jarenlang werkte. ‘Ik had me al jaren in hem verdiept, mijn eigen cadensen geschreven bij het concert, maar na dat concert voelde hij totaal eigen. Maar ik zie ook dat ik me ontwikkel, dat mijn inzichten in het werk weer zijn verschoven.’
En dus zal het in september 2017 in de Grote Zaal, bij het Concertgebouw Kamerorkest, weer anders en nieuw klinken. ‘Ik zie het Celloconcert als een soort opera. Er wordt bijna letterlijk in gezongen. Het is heel fris. Het moet altijd blijven stromen.’
Die constante flow vindt Krijgh ook in de muzikale samenwerkingen van de komende tijd. Met Janine Jansen, met wie ze samen zal spelen tijdens het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht. ‘Zij is een ongelooflijk inspirerend musicus, ze speelt diep uit het hart.’
En met bijvoorbeeld Baiba Skride, met wie ze in oktober 2017 optreedt in Het Concertgebouw. ‘Dan doen we een prachtig kwartet van Brahms. Zijn cellopartijen zijn zo ontzettend mooi. Stiekem hoop ik dat er nog ergens een celloconcert van hem ligt.’
En over vijf jaar? ‘Geen idee. Ik heb tot dusver ontzettend hard gewerkt en zie nu de beloning opbloeien. Op het podium kom ik tot een vrijheid die je in het normale leven lang niet altijd vindt. Met fantastische mensen om me heen. In het woord “geluk” zit “lukken”. Dat betekent dat je er iets voor moet doen. Dat wil ik: alles geven. En een beetje extra.’
Dit interview verscheen eerder in het Concertgebouw Magazine, editie maart/april/mei 2017