Thomas Beijer: ‘Op het podium zet ik al mijn voelsprieten op’
di 26 okt 2021 - 4 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman
De communicatie met het publiek, daar gaat het Thomas Beijer om. ‘Als bij een concert alles op zijn plek valt, gebeurt er iets magisch.’ De pianist trapt deze maand met Iris Hond de eerste Piano Nights af in de Grote Zaal. Met celliste Quirine Viersen speelt hij Chopin en Escher in de Kleine Zaal. Een gesprek met een bevlogen musicus, die ook nog eens schrijver, componist en tekenaar is.
Na afloop van ons gesprek in de antichambre van Het Concertgebouw springt Thomas Beijer op. ‘Wil je ook koffie?’, vraagt hij terwijl hij het Nespresso-apparaat aanzet. In Het Concertgebouw is hij kind aan huis, zo blijkt. Sinds de start van het concertseizoen speelde hij alweer twee keer in de Kleine Zaal.
Gewoon concerten geven, Beijer is opgelucht dat het weer kan. ‘Niks ten nadele van livestreams hoor, het was mooi dat we die mogelijkheid hadden, maar je mist dan wel de wisselwerking met het publiek. De energie die je als musicus terugkrijgt. Door de lockdowns ben ik mij gaan realiseren hoe bijzonder dat eigenlijk is. Mijn eerste concert voor een grotere groep mensen afgelopen zomer vond ik bijna beangstigend. Ik was dit zo niet meer gewend.’
Mijn eerste concert voor een grotere groep mensen afgelopen zomer vond ik bijna beangstigend
Corona gooide zijn concertagenda volledig overhoop. Een grote droom viel in duigen: zijn debuut in de prestigieuze serie Meesterpianisten, afgelopen voorjaar. ‘Daar had ik mij erg op verheugd. Aan het begin van de pandemie ging de organisatie failliet. Heel tragisch.’
‘Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik zonder die serie geen pianist was geworden. Als jongetje van tien ging ik al naar de recitals in de Grote Zaal. Alfred Brendel, Murray Perahia, Bella Davidovich, Richard Goode, György Sandór… Elk concert vond ik even prachtig. Op de programmablaadjes schreef ik kreten als “fantastisch!”, “geweldig!” en “ongelooflijk!”. Die plakte ik thuis op de muur van mijn slaapkamer. Toen al wist ik: dit is wat ik wil.’
‘Wat mij zo aantrok? Niet de glitter of de glamour, daar ben ik niet zo gevoelig voor. Het was vooral de energie waar ik het net over had. Dat één persoon op het podium zoveel kan losmaken. Ik herinner me nog goed dat ik Nelson Freire hoorde spelen. Vanaf de eerste noot gebéúrde er iets. Ik had het idee dat hij rechtstreeks tegen mij aan het praten was. Het was een van de meest bijzondere concerten die ik ooit heb meegemaakt.’
Ik herinner me nog goed dat ik Nelson Freire hoorde spelen. Vanaf de eerste noot gebéúrde er iets
Of zo’n ‘elektrische spanning’ wel of niet ontstaat, is lastig te voorspellen, vertelt Beijer. ‘Zelf bereid ik mijn concerten altijd zo goed mogelijk voor. Op het podium zet ik al mijn voelsprieten op en al mijn luikjes open. Maar dan nog zijn er zoveel andere factoren die een rol spelen. De akoestiek, de vleugel waarop je speelt, de energie in het publiek. Maar áls bij een concert alles op zijn plek valt, gebeurt er iets magisch. Dat merkt de hele zaal.’
Voelsprieten op, luikjes open, het gebeurt ongetwijfeld als Beijer deze maand het podium van de Grote Zaal betreedt voor de eerste Piano Nights. ‘Iris Hond speelt Eunaudi en ik speel Debussy. Ik vind het een goed concept om een wat lichter en een wat zwaarder genre te combineren. Het is belangrijk dat je mensen over de drempel helpt zonder die drempel te verlagen. Ik vergelijk het graag met wijnproeven. Je geniet meer als je iets weet van de druiven. Natuurlijk kan je mensen ook van wijn leren houden door er suiker of siroop bij te doen, maar dan is het geen wijn meer. Zo is het ook met muziek: door wat handvatten te bieden proeft het publiek zoveel meer. Debussy leent zich hier goed voor. Zijn muziek is zo beeldend.’
Een paar dagen later is Beijer alweer terug in Het Concertgebouw, dan voor een Middagconcert met celliste Quirine Viersen in de Kleine Zaal. ‘Een jaar of vier geleden belde Quirine me op en zei: “Moeten we niet eens samenspelen?” Het klikte meteen. We voelen elkaar heel goed aan, hebben eenzelfde basisidee over muziek. Neem de sonate van Chopin. We hebben nauwelijks discussie over waar dit werk voor ons voor staat. De Sonata concertante van Escher is een idee van mij. Een waanzinnig goed stuk. Nederland zou veel trotser moeten zijn op een componist als Escher.’
De agenda van Beijer loopt weer vol met concerten. Intussen vindt hij ook nog tijd voor zijn andere passies: componeren, schrijven en tekenen. Onlangs ging zijn lockdownliedcyclus A Lock Without A Key in première. Momenteel werkt hij aan een concert voor jazzvioliste Julia Philippens en het Noord Nederlands Orkest. ‘Dat componeren is ooit begonnen toen ik als pianist het componeerproces van binnenuit wilde leren kennen. Het is een beetje een eigen leven gaan leiden.’
Dat componeren is een beetje een eigen leven gaan leiden
Hetzelfde geldt voor zijn schrijversbestaan. Beijer debuteerde in 2017 met de roman Geen jalapeños. Hij is bezig met een novelle – ‘over twee mensen die verliefd zijn zonder dat ze dat van elkaar weten; de lezer weet het wel’ – en ergens de komende maanden verschijnt zijn bundel met muziekessays. ‘Ik ben al een paar keer bijna klaar geweest, maar dan werd ik overvallen door een vlaag van vernietigende zelfkritiek.’ En dan maakt hij ook nog tekenfilms onder de naam Potatic Cinema. Wandelende aardappelen spelen daarin de hoofdrol.
‘Ik wist altijd al dat ik pianist zou worden. Daar heb ik nooit echt over nagedacht. Pas later kwam het besef: ben ik nou meer pianist, componist, schrijver of tekenaar? Mensen zeiden dat ik toch een keer zou moeten kiezen. Maar waarom? Ik ben het gewoon allemaal.’
Als ik een recitalprogramma moet voorbereiden, dan kan ik niet ook de hele nacht aardappelen tekenen
Hoe krijgt hij dat voor elkaar? ‘Ik heb het geluk dat ik niet zoveel slaap nodig heb, vijf uur is genoeg. Natuurlijk zijn er weleens momenten dat ik denk: hellup, deadlines, hoe ga ik dit redden? Dan belt mijn redacteur of ik het nieuwe hoofdstuk al afheb terwijl ik ook nog allemaal noten moet instuderen. Plannen is niet mijn sterkste kant, maar tot nu toe gaat het allemaal net goed. Kijk, als ik een recitalprogramma moet voorbereiden, dan kan ik niet ook de hele nacht aardappelen tekenen. Laatst tijdens Het Zondagochtend Concert speelde ik twee nieuwe stukken. Ik had een maand geblokt om te studeren. Dan doe ik even niks anders.’
Er speelde de afgelopen tijd even een doemscenario door zijn hoofd. Misschien zou hij wel nooit meer concerten geven en kon hij net zo goed zijn Bechstein-vleugel verkopen. Zover is het gelukkig niet gekomen. ‘Wel ben ik door corona gaan nadenken over wat ik écht belangrijk vind. Voor mij is dat de communicatie met het publiek. Of dat nou via muziek is of via een andere kunstvorm.’