Ontdek
  1. Zoeken
  2. Concerten
  3. Menu
  4. Inloggen
Frans Asselman Eduardus Lee 2

De dirigeerstok van god

Op bezoek bij batonbouwer Frans Asselman

di 12 dec 2023 - 5 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman - Foto: Eduardus Lee

Frans Asselman is batonbouwer. Vanuit zijn Haagse appartement voorziet hij de grootste dirigenten, onder wie Jaap van Zweden, van dirigeerstokken. ‘Ik zeg altijd: je moet er lekker mee kunnen zwaaien en zwieren.’

‘Kijk, van deze stokken heb ik er drie gemaakt, speciaal voor Daniele Gatti, zijn initialen staan erop. Je kunt het stokje uit het handgreepje schroeven. Dus als het breekt, dan zet je er hup een nieuwe in en hoef je niet met een half stokje verder te dirigeren.’

Je kunt de stok zo gek niet bedenken, of Asselman kan ‘m maken. De batonbouwer, warm vest en comfortabele sloffen aan, heeft voor de gelegenheid zijn complete collectie uitgestald op de eettafel van zijn jarendertigappartement. Hij noemt het zijn winkeltje. Van elk door hem gemaakt exemplaar heeft hij een model op voorraad. Daar zit van alles tussen: hout, kunststof, kurk, allerlei lengtes. ‘Het is maar net wat de klant wil’, zegt Asselman met onvervalst Haags accent.

De stok van god

Van huis uit is Asselman slagwerker en trombonist. Twintig jaar geleden bouwde hij zijn eerste batons. Dat kwam zo: ‘Henk Ummels, bode bij het Concertgebouworkest, maakte destijds dirigeerstokken, maar daar hield hij mee op. Iemand uit het orkest waarin ik speelde zei toen: “Is dat niet wat voor jou?”’ Asselman had op het conservatorium geleerd zijn eigen paukenstokken te maken. ‘Daar was ik best een beetje handig in.’ Na een middag bij Ummels in het atelier kwam hij gewapend met beitels, een boekje over houtdraaien en een aantal voorbeeldstokken thuis. Wijzend naar de tafel: ‘Daar liggen een paar exemplaren die Ummels voor Bernard Haitink heeft gemaakt.’

Inmiddels heeft hij 585 klanten, vertelt Asselman trots. Daar zitten ook beroemde dirigenten tussen. ‘Dan staan ze hier in de kamer met die stokken te zwaaien. Soms vraag ik me af: wat zullen de buren wel niet denken.’

Soms vraag ik me af: wat zullen de buren wel niet denken

Tot zijn clientèle behoort Jaap van Zweden. ‘Hij koopt er elk jaar twintig. Dan appt-ie me: kan je wat stokken komen brengen?’ Die stokken gaan één dirigeerbeurt mee. ‘Als hij er bijvoorbeeld een Mahler-symfonie mee heeft gedirigeerd worden ze in Amerika geveild voor het goede doel. Ik geloof dat ze wel 150.000 dollar opbrengen. Jaap is in Amerika een god hè, dus die stok, dat is de stok van god.

Tekst gaat verder onder de foto's.

Onderdeel van

Zwiepstok

Of neem Jurjen Hempel. ‘Met een studentenorkest deed hij Mahler Vijf. Hij wilde daarvoor per se een zwiepstok hebben.’ Asselman pakt de bewuste stok van tafel en begint te zwaaien. ‘Heb je enig idee waarvan die is gemaakt? Nee? Het is het topeind van een hengel. Die kocht ik bij een hengelwinkel hier aan de overkant.’

‘Herinner je je Jan Stulen nog? Hij dirigeerde eens de Koninklijke Militaire Kapel waarin ik paukenist was. In de pauze ben ik op hem afgestapt: “Meneer Stulen, mag ik u wat stokken laten zien?” Hij was gewend ze in Amerika te kopen. Eigenlijk wilde hij niet, hij was nogal korzelig van aard, maar toen hij toch wat stokken had opgepakt, zei hij: “Zo, dit is wel even wat anders zeg.” Tot aan zijn dood is hij zijn stokken bij mij blijven kopen en hij verplichtte ook zijn leerlingen dat te doen.’

Een bijzonder verzoek kreeg Asselman van de dirigent van zijn eigen harmonieorkest. ‘Hij wilde dat ik de as van zijn overleden vader in een baton zou verwerken.’ Asselman pakt het voorbeeldexemplaar erbij, draait het handgreepje eraf, en warempel: een glazen asbuisje wordt zichtbaar.

Grote handen

De fysieke bouw van een dirigent bepaalt mede de keuze voor een baton. ‘De Gatti-stok is de langste die erbij is, hij heeft heel grote handen.’ Aan dezelfde tafel waarop nu de modellen liggen heeft Gatti eens een paar uren zitten tekenen hoe hij zijn ideale stok wilde hebben. ‘Ik was stikzenuwachtig. Mijn vriendin was erbij, want die spreekt beter Engels dan ik.’ Uiteindelijk bestelde Gatti vijftien stokken. ‘Nou, dat is lekker veel hè.’ De dag nadat hij de batons had afgeleverd, kreeg hij een telefoontje van iemand van het Concertgebouworkest, herinnert Asselman zich. ‘Ik dacht: o jee, hij vindt het helemaal niks. Maar wat bleek? Hij wilde er nog vijf hebben.’

De Gatti-stok is de langste die erbij is, hij heeft heel grote handen

Wat het geheim is van een goede dirigeerstok? Asselman hoeft er niet lang over na te denken. ‘Pak die Haitink-baton maar eens vast. Hij is gemaakt van balsahout, dat weegt helemaal niks. Je zag het ook als Haitink aan het dirigeren was, dan nam hij met veel kracht zijn stok op, maar het volgende moment was die weg. Het is hetzelfde effect als wanneer je denkt een zware doos op te tillen waar niks in zit. Wat ik heb gedaan, is een loden gewichtje aan de stok toevoegen.’ Een kwestie van het juiste balanspunt vinden, legt Asselman uit. ‘Ik zeg altijd: je moet er lekker mee kunnen zwaaien en zwieren.’

‘Jaap van Zweden bijvoorbeeld bestelt altijd dezelfde houten stok. Dan moet ik ervoor zorgen dat het gewicht precies gelijk is. Bij kunststof is dat geen probleem, dat weegt altijd hetzelfde, maar bij hout kan het net één gram verschillen. En dat voel je dan gelijk hè.’

Tekst gaat verder onder de foto's.

Namen gejat

Asselman neemt ons mee naar zijn werkplaats: een kleine inpandige ruimte met draaibank, bandschuurmachine, een flinke hoeveelheid beitels en ander kleiner gereedschap. Op de deur hangt een bordje: ‘Karlheinz Stockhausen Studio’. Het komt uit het oude conservatorium van Den Haag. ‘Voor mijn eindexamen slagwerk speelde ik een stuk van Stockhausen.’ Asselman pakt er een lijst bij met alle beschikbare modellen batons. ‘Kijk, hier zie je hoe de stokken heten, wat ze wegen, hoe lang ze zijn en wat ze kosten.’

Elke stok heeft zijn eigen naam. De ‘Van Zweden’, uiteraard, of de ‘Fantasy’. ‘Dat is een heel populaire stok die ik helemaal zelf heb bedacht.’ Uit een boekje over dirigenten heeft hij wat namen gejat. De ‘Edo’ bijvoorbeeld. ‘Als iemand me vraagt of ik echt een stok voor Edo de Waart heb gemaakt, dan zeg ik altijd: jaaahaa…’ Asselman lacht er schaapachtig bij.

Verkeerde beweging

Op zijn draaibank geeft Asselman een kleine demonstratie. Met een ‘voeler’ kan hij een stok heel precies namaken. ‘Ik heb het allemaal zelf een beetje moeten uitvinden hè.’ Elke baton wordt door hem minutieus afgewerkt. De houten exemplaren voorziet hij van een laagje vernis. Met één stok is hij al gauw een paar uur bezig. ‘Het is een leuke bijverdienste. Ik heb er mijn huis van af kunnen betalen.’

Een baton gaat in principe een leven lang mee. ‘Als je ermee doet wat je ermee moet doen, namelijk door de lucht zwaaien, kan er weinig misgaan.’ Echte ongelukjes zijn er bij zijn weten met zijn stokken nooit gebeurd. Wél met de Haitink-baton. ‘Hij maakte eens een verkeerde beweging. Die stok ging zó door zijn hand heen.’

Draailier

Asselman noemt zichzelf een doener. ‘Ik wil altijd iets maken.’ Hij bouwde ooit zijn eigen cello en een contrabas die in gruzelementen lag zette hij weer perfect in elkaar. Nu is hij alweer tien jaar bezig met een ander project: een draailier maken. Het instrument in wording staat te pronken in zijn werkplaats. ‘Ik dacht: een draailier, dat is lekker ingewikkeld. Eens kijken of mij dat lukt.’

‘Ik ben de hele dag bezig. Het minste wat ik doe is een boek lezen. Om half zeven ’s ochtends schiet ik pang in één keer wakker. Mijn tien jaar jongere vriendin vraagt weleens: waar haal je de energie toch vandaan?’

Nog even over de batons dan. In hoeverre bepalen die de orkestklank? ‘Als ik een stok heb afgeleverd vraag ik altijd aan de dirigent: hoe klinkt-ie?’, zegt Asselman met een knipoog. ‘Maar eigenlijk is het simpel: als het werkt, dan is het goed hè.’

Bekijk ook eens