Hallelujah, Praise the Lord! - over gospelmuziek
do 17 okt 2024 - 3 minuten leestijd - Tekst: Lonneke Tausch - Foto: Govert Driessen
Wat is gospel precies? Een ‘stoomcursus’ als voorbereiding op de aankomende gospelconcerten in de Grote Zaal.
Aan de basis van de gospelmuziek staat de muziek van de Afrikanen die in de zeventiende eeuw als slaven naar Amerika werden verscheept. In de Nieuwe Wereld moesten ze onmenselijk zware en lange werkdagen maken op het land (tabak, suikerriet, katoen). Om aan de hardheid en eentonigheid van hun bestaan enigszins weerstand te bieden zongen ze, maar hun eigen traditionele repertoire werd hun verboden.
Er ontstonden ‘work songs’, sterk ritmische liederen die hielpen de dwangarbeid vol te houden, de onderlinge band versterkten en de herinnering aan het continent van oorsprong levend hielden. De taal van deze nieuwe muziek was die van de witte bazen, maar de ritmes en de samenzang kwamen voort uit de Afrikaanse roots van de tot slaaf gemaakten. De werkliederen, vaak meteen ook een uiting van verzet, werden geïmproviseerd of mondeling van generatie op generatie doorgegeven. Kenmerkend is de structuur van ‘call-and-response’: één persoon roept een zin of zingt een vraag en de groep reageert in koor, a cappella en eventueel begeleid met ritmisch handgeklap of voetgestamp.
Christendom
In de achttiende eeuw bekeerden veel Afrikaanse tot slaaf gemaakten zich tot het christendom. Bij de Bijbelverhalen die ze leerden kennen maakten ze hun eigen muziek: ‘spirituals’, religieuze liederen die ontstonden uit het collectief, zoals dat ook ging bij de ‘work songs’. Ze putten kracht uit oudtestamentische teksten als die over Mozes die zijn in slavernij gevangen volk wegleidt uit Egypte naar het Beloofde Land en over Jozua die met zijn onderdrukte Israëlieten de muren van Jericho wist te laten instorten. Reden overigens voor sommige plantage-eigenaren om het hun slaven juist níét toe te staan het christendom aan te hangen.
Gingen de spirituals met name over de verhalen uit het Oude Testament, in de gospeldiensten die eind negentiende eeuw in Amerika begonnen te floreren draaide het steeds meer om leven en lijden van Jezus Christus – het Nieuwe Testament. De door met name Afro-Amerikaanse kerkgangers bezochte gospelmissen groeiden uit tot uitbundige en emotionele bijeenkomsten, waar de predikanten voorzingen en de parochianen al even expressief reageren: ‘Hallelujah, Praise the Lord!’
Mahalia Jackson, Queen of Gospel
Mahalia Jackson in Het Concertgebouw, april 1961 © Dave Brinkman
Mahalia Jackson (1911-1972) nam zo’n duizend gospelnummers op en gaf op het hoogtepunt tweehonderd concerten per jaar. Ze werd geboren in New Orleans, bakermat van de jazz, maar zou desondanks nooit andere dan religieuze teksten zingen. Wél liet ze zich door Duke Ellington verleiden zijn Black, Brown and Beige Suite in te zingen – omdat hij er de ‘spiritual’ Come Sunday in had verwerkt. Mahalia Jackson was hecht bevriend met Martin Luther King en vergezelde hem vaak. Zo zong ze op 28 augustus 1963 in Washington op zijn verzoek I’ve been buked and I’ve been scorned voor een menigte van tweehonderdduizend demonstranten tegen rassendiscriminatie. Kings adviseur Clarence B. Jones herinnerde zich: ‘Whenever Dr. King felt low he would call Mahalia for “telephone gospel therapy”.’ Op Kings begrafenis zong Mahalia Jackson Take My Hand, Precious Lord van Thomas A. Dorsey, een van de eerste grote gospelcomponisten; op haar eigen begrafenis werd datzelfde nummer gezongen door Aretha Franklin.
Good Spell
‘Gospel’ is een samentrekking van ‘good’ (goed) en ‘spell’ (oud-Engels voor bericht, nieuws). ‘Evangelie’ heeft een vergelijkbare herkomst, namelijk van het Griekse ‘euangelion’– ‘eu’ betekent goed, ‘angelion’ betekent boodschap. In 1874 verscheen de eerste gospelbundel in druk: Gospel Songs. A Choice Collection of Hymns and Tunes, verzameld door componist/dirigent/bas-bariton Philip Bliss. Hij gebruikte de benaming ‘gospel song’ voor een nieuwe stijl van kerkmuziek, gemakkelijker mee te zingen dan de vroegere hymnes.
Spread the Word
De opkomst van de radio in de jaren 1920 had een groot effect op de populariteit van de gospelmuziek. Vanuit de (wereldlijke) blues begaven songwriters zich richting gospel, wat een creatieve en vooral ook lucratieve impuls gaf aan de platenindustrie. Gospelkoren en groepen als The Blind Boys of Alabama en The Golden Gate Quartet bereikten een miljoenenpubliek, maar ook rock-’n-rollster Elvis Presley bracht drie gospelalbums uit – His Hand in Mine (1960), How Great Thou Art (1967; Grammy) en He Touched Me (1972; weer een Grammy). Het gospelritme was van grote invloed op de rock-’n-roll.
Dit artikel verscheen eerder in Preludium, het muziekmagazine van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest, editie december 2018.