Jos Swiers over het Louis Peter Grijp Fonds
ma 5 okt 2020 - 4 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman
Hoe vaak hoor je een Nederlandstalig lied in de concertzaal? Te weinig, vindt liedverzamelaar Jos Swiers. Hij is oprichter van het Louis Peter Grijp Fonds. Met dit Fonds op Naam wil hij het Nederlandstalige lied een vaste plaats geven in de programmering van Het Concertgebouw.
Onderdeel van
‘Er zijn zoveel fantastische componisten die Nederlandstalige liederen hebben geschreven. Op gedichten van Van Eeden, Verweij, Slauerhoff, Achterberg, noem maar op. Als je alleen al kijkt naar de Nederlandse componisten op de cartouches in de Grote Zaal. Johannes Verhulst, Jacob Obrecht, Cornelis Schuyt en Julius Röntgen. Allemaal componeerden ze liederen. Maar worden die ooit uitgevoerd?’
Medio vorig jaar belde Swiers met Jolien Schuerveld Schrijver, directeur van Het Concertgebouw Fonds. Die was meteen heel enthousiast over zijn idee om een fonds voor het Nederlandstalige lied op te zetten, herinnert hij zich. Dat Nederlandstalige lied is wat Swiers betreft zo breed als het maar zijn kan. ‘Als het maar muziek op Nederlandse teksten is. Dat kunnen middeleeuwse liederen zijn maar ook liederen van André Hazes, Rob de Nijs of Wende. Het fonds is bedoeld om uitvoeringen mogelijk te maken en programma’s samen te stellen, maar ook om in de toekomst eventueel een compositieopdracht te verstrekken.‘
‘Het perifere drukwerk heeft altijd mijn interesse gehad. Zo kwam ik ooit op het idee om liederen te gaan verzamelen’
Swiers treedt niet graag op de voorgrond. Voor dit interview maakt hij dan ook een uitzondering. Liever is hij bezig met zijn hobby’s. Eén daarvan is het verzamelen van Nederlandse liedjes. ‘Ik ben een groot liefhebber en verzamelaar van boeken, met name van bijzondere, bibliofiele uitgaven. Zelf maak ik marginaal drukwerk: kleine boekjes in beperkte oplage. Met één zo’n uitgave ben ik soms jaren bezig. Het perifere drukwerk heeft altijd mijn interesse gehad. Zo kwam ik ooit op het idee om liederen te gaan verzamelen.’
Die collectie omvat inmiddels ruim vierduizend liedbladen, liedboekjes en gelegenheidsgedichten uit met name de negentiende en twintigste eeuw. ‘Zo’n verzameling is eindeloos. Begin vorig jaar heb ik besloten om ermee te stoppen. Ik wilde graag dat de collectie terecht zou komen op een plek waar die openbaar toegankelijk zou zijn. Uiteindelijk is het me gelukt om de verzameling onder te brengen bij de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, onderdeel van de Universiteitsbibliotheek Leiden. Daar ben ik heel blij om. Een mooiere plek kon ik mij niet wensen.’
‘Zo’n verzameling is eindeloos. Begin vorig jaar heb ik besloten om ermee te stoppen’
De ‘collectie Swiers’ is voor de bestudering van het populaire lied van onschatbare waarde. De verzameling geeft een goed beeld van het zingen in Nederland door de eeuwen heen. Niet toevallig viel de schenking aan de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde samen met de oprichting van het Louis Peter Grijp Fonds. ‘Ik dacht: wat zou het geweldig zijn als die liederen niet alleen voor onderzoek worden gebruikt, maar als ze ook echt worden gezongen.’
Voor Swiers stond direct vast dat hij het fonds bij Het Concertgebouw wilde onderbrengen. Ook al woont hij nu alweer drieëndertig jaar in Den Haag, het is de plek waar de geboren Amsterdammer al zijn leven lang komt en waar zijn muziekliefde werd aangewakkerd. ‘Als kind zong ik in het koor van de Willibrorduskerk, op de hoek van de Amsteldijk en de Ceintuurbaan. Met het jongenskoor deden wij de Matthäus-Passion in Het Concertgebouw. Van huis uit heb ik weinig muziek meegekregen. Maar mijn grootmoeder van moeders kant hield erg van muziek. Op zondag ging ik altijd bij haar langs in de Ferdinand Bolstraat. Op de Belgische radiozender was er om één uur belcanto. Prachtig vond ik dat.’
‘Met het jongenskoor deden wij altijd de Matthäus-Passion in Het Concertgebouw’
‘In mijn gymnasiumtijd ging ik met vrienden geregeld naar de nachtconcerten in Het Concertgebouw. Jazz, pop, fantastische concerten waren dat. Mijn belangstelling voor muziek is altijd heel breed geweest, een mengeling van lichte en klassieke muziek.’ Als tiener en later student ontdekte Swiers ook het verenigingsleven. ‘Daar werd altijd veel gezongen. Zo kreeg ik een heel repertoire aan liederen in mijn hoofd. Voor bruiloften en partijen heb ik vervolgens altijd zelf liederen gemaakt, nieuwe teksten op een bestaande melodie.’
En zo komen we weer aan de praat over de liedverzameling. De traditie van een nieuwe tekst op bestaande muziek is immers van alle tijden. Naast zijn werk als inspecteur van het onderwijs stopte Swiers vele uren in de collectie. Hij bezocht veilingen, speurde Marktplaats af, maar de meeste liederen vond hij op rommelmarkten. ‘Die liedjes komen bij oma op zolder vandaan. Ze werden verzameld van bijvoorbeeld bruiloften in de familie en bij elkaar in een doos bewaard.’
‘Louis Peter Grijp was een groot voorvechter van het Nederlandstalige lied’
Over de naam van het liedfonds hoefde Swiers niet lang na te denken. ‘Louis Peter Grijp was een groot voorvechter van het Nederlandstalige lied. Hij is degene die de liederenbank in het Meertens Instituut heeft opgezet. Daar staan inmiddels bijna 180.000 liederen in, volledig gedocumenteerd. Daarnaast was hij hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en artistiek leider van Camerata Trajectina. Vier jaar geleden is hij overleden. Te jong, maar wat hij aan werk heeft verzet is ongelooflijk. Ik ben een keer langs geweest bij zijn weduwe, Annemies Tamboer, om toestemming te vragen. Zij ging meteen overstag.’
Het was Swiers’ bedoeling om de start van het Louis Peter Grijp Fonds te laten samenvallen met de plaatsing van de liedcollectie en daaromheen iets te organiseren. ‘Maar ja, toen kwam de coronacrisis. Nu ben ik 1 december samen met Annemies te gast bij het concert van het Metropole Orkest, een aubade aan Toon Hermans. Het is de eerste gelegenheid waarop het Nederlandse lied volop aan bod komt. Ik kijk ernaar uit.’