Meesterwerk belicht: Requiem van Fauré
wo 8 nov 2023 - 3 minuten leestijd - Tekst: Vrouwkje Tuinman
Sommige klassieke composities zijn niet meer weg te denken van het concertpodium. Hoe ontstond die muziek en wat verklaart het succes? In deze aflevering: het Requiem van Gabriel Fauré.
Gabriel Fauré (1845-1924) componeerde de eerste versie (1888) van zijn Requiem ongeveer in de jaren tussen de dood van respectievelijk zijn vader en zijn moeder. Maar een onmiddellijke verklaring voor het werk ligt daar zeker niet. Sterker nog, aan zijn vriend en leerling componist Maurice Emmanuel meldde hij dat hij het ‘zomaar’ schreef, ‘voor de lol, als ik het zo mag zeggen!’
Daar school evengoed een verhaal achter. Fauré leefde voornamelijk van zijn werk als organist, niet alleen bij missen, maar ook bij talloze uitvaarten. Van het daarvoor klaar liggende repertoire had hij, zoals hij ooit in een interview zei, enigszins ‘genoeg. Ik wilde eens iets anders.’
Componeren in de zomervakantie
Dat ‘voor de lol’ kunnen we bovendien vrij letterlijk nemen. Componeren was voor Fauré bijna een hobby. Hij was enorm druk als organist, privéleraar en muziekrecensent voor Le Figaro. Hij was docent aan het conservatorium (met onder zijn leerlingen Ravel en Enescu) en werd op enig moment zelfs inspecteur van conservatoria, waarvoor hij het hele land rondreisde.
Voor componeren was eigenlijk alleen structureel tijd in de zomervakantie. Misschien wel mede daarom was Fauré een componist die vooral bekend was en vereerd werd onder collega’s. Tijdens zijn leven leerde het grote publiek slechts enkele werken kennen, zoals Pelléas et Mélisande. Maar het ‘vrijetijdscomponeren’ had nog een belangrijk effect: Faurés totale eigenheid. Zijn oeuvre lijkt zich los van stijlen en modes af te spelen.
Tekst gaat verder onder de video.
Onderdeel van
Groots humaan gevoel
Vanaf zijn negende was Fauré als kerkmusicus opgeleid aan de École Niedermeyer, waar hij les kreeg van Camille Saint-Saëns. Die had een zeer wijde muzikale blik en liet zijn leerling niet alleen kennismaken met de grote klassieken, maar ook met contemporaine muziek. Die houding behield Fauré levenslang.
Zijn Requiem is dan ook anders dan alle andere. Niet somber, niet dramatisch, zelfs niet speciaal godsvruchtig. Fauré was agnost. Het was voor hem dan ook een logische keus om af te wijken van de standaardteksten voor een requiemmis. Normaal gesproken wordt daarin niet alleen aan God gevraagd om de overledenen te laten genieten van rust en eeuwig licht, maar staat men ook uitgebreid stil bij de dag des oordeels. Een dag van toorn, waarop de wereld ‘wegteert tot as’, en het maar de vraag is wie er door de ‘rechter van wraak’ gespaard wordt.
Bij al die elementen voelde Fauré zich niet thuis. Weliswaar stopte hij ‘alles wat ik kon opbrengen op religieus gebied’ in zijn Requiem, maar dan met ‘een groots humaan gevoel van het geloof in de eeuwige rust’.
Tekening uit 1867 van de Madeleinekerk in Parijs, waar Gabriel Fauré organist was
Vrolijke teneur
Voornoemde eerste versie van het Requiem was een op meerdere vlakken kleinschalige. Het koorwerk had slechts vijf delen. Het werd gezongen door jongens en mannen – niet omdat Fauré dat wilde, maar omdat dat de gang van zaken was in de Parijse Madeleinekerk, waar hij organist was. Met slechts enkele strijkers verzorgde hij zelf de eerste uitvoering.
In latere versies groeide het Requiem uit tot een zevendelig werk, zongen ook vrouwen mee, en werd het orkest steeds uitgebreider. De tedere, dromerige en soms zelfs vrolijke teneur begon geliefd te raken buiten de kerk. In 1900 vond een gedenkwaardige uitvoering plaats tijdens de Wereldtentoonstelling. In het Palais du Trocadéro werd het werk, te midden van vindingen op industrieel, elektrotechnisch en culinair gebied, ingezet als heuse ambassadeur van de Franse cultuur.
Het orgel in de Madeleinekerk
Boodschap van troost
Het troostrijke muziekstuk is sindsdien uitgegroeid tot een publiekslieveling. Niet alleen Fauré zelf was toe aan ‘iets anders’, aan een boodschap van hoop. Bij hem is er geen angst voor de hel, maar de zekerheid van een hemel, die hij laat horen in onder meer het roerende ‘In paradisum’. ‘Zo zie ik de dood, als een blijde overlevering en een streven naar de blijdschap hierboven, in plaats van een pijnlijke ervaring,’ zei hij erover. ‘Het requiem is zo zachtmoedig als ikzelf.’ Het werd dan ook uitgevoerd bij zijn staatsbegrafenis, in zijn ‘eigen’ Madeleine.