Mengelberg ziek? Spaanse griep en revolutie in Het Concertgebouw
wo 6 mei 2020 - 5 minuten leestijd - Tekst: Teun Faber
In de zomer van 1918 arriveert de Spaanse griep in Nederland. De eerste uitbraak blijkt mild en de ernst wordt onderschat. De griep heeft aanvankelijk weinig vat op de bevolking, lijkt snel af te zwakken, maar keert in het najaar terug. Vanaf medio september krijgt de griep een angstaanjagend en kwaadaardig karakter. In oktober en november stijgt het aantal sterfgevallen explosief. Maar hoe anders dan nu reageren de Amsterdammers op deze ‘Windvlaag des Doods’ – het openbare leven gaat gewoon door.
In het zenit van de grieppandemie blijven de stadspodia open voor publiek, zo ook het Amsterdamse Concertgebouw. Wat zijn de opvallendste gebeurtenissen uit deze periode? Op 23 november 1918 wordt binnen de muren van de Grote Zaal de Zuiderzeesymfonie van Cornelis Dopper uitgevoerd. Gebruikelijk is dat de onbetwiste keizer van het Amsterdamse muziekleven – Willem Mengelberg – zijn baton zwaait.
Maar waar is Mengelberg? Blijkbaar is hij in het najaar van 1918 langdurig ziek. In november en december moet hij meerdere keren verstek laten gaan. In zijn plaats beklimmen onder meer Cornelis Dopper, Alphons Diepenbrock, Dirk Fock en Evert Cornelis de dirigentenbok. Heeft Mengelberg misschien de Spaanse griep? Gezien de omstandigheden in de stad zou het geenszins verrassend zijn.
Wat blijkt? Volgens verschillende krantenberichten heeft Mengelberg inderdaad de gevreesde infectieziekte onder de leden. Een concert op 21 december moet ‘wegens ongesteldheid (Spaansche griep) van vele koorleden en van den heer Mengelberg’ worden verplaatst. Saillant detail: verplaatsing van het concert wordt niet vanwege besmettingsgevaar noodzakelijk geacht, maar vanwege onvoldoende voorbereidingstijd.
Tien dagen eerder, op 13 november 1918, organiseert de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de radicale voorloper van de PvdA, een bijeenkomst in Het Concertgebouw. De sfeer in de volgepakte Grote Zaal is geestdriftig en op het imposante Maarschalkerweerdorgel klinkt het strijdlied De Internationale.
Geïnspireerd door het einde van de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van het internationaal socialisme houdt de vooraanstaande Amsterdamse vakbondsbestuurder en politicus Henri Polak een zinderende toespraak. De formele lijn van de SDAP, benadrukt Polak, is republikeins en antimilitaristisch. Hij pleit voor geweldloze verandering, een aan de Nederlandse situatie aangepast evolutionair socialisme, zonder het ‘roof- en bloedspel’ van revolutionaire geestverwanten van over de grenzen.
Niet voor niets noemt Polak in zijn toespraak de namen van zijn socialistische rivalen, de dichteres en communiste Henriette Roland Holst en de communistische voorman David Wijnkoop. Onder leiding van Roland Holst en Wijnkoop wordt dezelfde dag een grote demonstratie afgekondigd. Een indrukwekkende stoet mensen verzamelt zich rond de Diamantbeurs bij het Weesperplein, waarbij Roland Holst vurig pleit voor de overwinning van het bolsjewisme over het kapitalisme.
In de hoop een daadwerkelijke revolutie te ontketenen trekt de juichende en zingende stoet verder naar de militaire cavaleriekazerne aan de Sarphatistraat 470. Hier gaat het mis. Vanuit de kazerne wordt geschoten met enkele doden en gewonden tot gevolg. Een in 2005 geplaatste gedenksteen met de tekst ‘de revolutie die niet doorging’ herinnert de voorbijganger aan het kleine bloedbad van 13 november 1918.
De pogingen om tussen 9 en 14 november 1918 in Nederland een socialistische revolutie te ontketenen blijken tevergeefs. In en rond Het Concertgebouw worden verschillende tegendemonstraties georganiseerd. De Grote Zaal van Het Concertgebouw ziet zelfs een tot de nok toe gevulde bijeenkomst van antirevolutionaire confessionelen, die vieren dat het – in hun woorden – ‘allemaal zo mooi is afgelopen’. In de socialistische pers wordt de viering gehekeld als een bijeenkomst van ‘stroperige, gezags-aanbiddende vorstenvlijers, Roomsche priesters, officieren en nette burgermenschen’.
De revolutionaire geest laat ook het Amsterdamse muziekleven niet onberoerd. Een toonaangevende gebeurtenis rondom de radicale journalist en componist Matthijs Vermeulen doet de gemoederen hoog oplopen. Al langere tijd heeft Vermeulen kritiek op de artistieke koers van Het Concertgebouw, op het conservatisme van musici als Mengelberg en Dopper en op het conformisme van het publiek. In zijn vlijmscherpe recensies spaart hij vriend noch vijand. Precies tijdens het hoogtepunt van de Spaanse griep – in november 1918 – weet Vermeulen de lont in het kruitvat te steken.
Na het klinken van de slotnoten van Doppers Zuiderzeesymfonie brult Vermeulen demonstratief door de zaal: ‘Leve Sousa!’ Naar eigen zeggen doelt hij daarmee op de Amerikaanse componist John Philip Sousa, schrijver van militaire marsmuziek. Volgens anderen roept hij gewoon: ‘Leve Troelstra!’. Vermeulens manifestatie leidt tot een ontzagwekkend kabaal, waarbij enkele bezoekers en bestuurders hem dreigend of vermanend toespreken. Hij en zijn vrouw worden de zaal uitgezet en het bestuur wil hem de toegang tot Het Concertgebouw voortaan ontzeggen. Maar tot een uiteindelijk zaalverbod komt het niet.
Enerzijds wordt Vermeulen uitgemaakt voor ‘bolsjewiek’, anderzijds zijn er bezoekers die ‘Leve Vermeulen!’ roepen. Een tegenbeweging kiest de kant van Vermeulen, die ‘verdere storende handelingen’ voortaan belooft na te laten en zijn oordeel als journalist zal bewaren voor de krant. Daarmee lijkt de zaak gesust.
In de socialistische pers wordt Vermeulen gevierd als een held. Eindelijk iemand die voor beroering zorgt ‘in de bourgeoiswereld der Concertgebouwbezoekers’. Voor Vermeulen zelf is zijn protestactie in de eerste plaats een uiting van artistiek ongenoegen tegen de ‘Mengelberg-kliek’ en geen revolutionaire daad. Toch kan zijn actie niet los worden gezien van de tijdgeest waarin een stuwende onderstroom van vernieuwing en modernisering zich in alle facetten van de maatschappij laat zien – ook in de microkosmos van Het Concertgebouw.
De ‘ongesteldheid’ van Willem Mengelberg, de socialistische demonstraties en tegendemonstraties en de artistieke manifestatie van Matthijs Vermeulen zijn onmiskenbaar afspiegelingen van wat er in het najaar van 1918 speelt op het wereldtoneel. Dat de Spaanse griep als een zwaard van Damocles boven ieders hoofd hangt, lijkt er bijna niet toe te doen. Het maatschappelijk leven raast voort. Hoe anders dan nu.