Verdieping: Het Museumplein, van snelweg tot groene oase
vr 30 apr 2021 - 4 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman
In 2021 ging het Museumplein op de schop. Na ruim twintig jaar was de grasmat aan vernieuwing toe. De werkzaamheden waren onderdeel van een groter renovatieplan dat het plein ‘mooier, veiliger, groener en aangenamer’ moest maken. Zo groen als nu was het Museumplein niet altijd.
Onderdeel van
Tot 1997 doorkruiste een twintig meter brede klinkerweg het Museumplein. In de volksmond werd de Museumstraat ook wel ‘de kortste snelweg van Nederland’ genoemd. NRC Handelsblad schreef in 1988 een prijsvraag uit voor de herinrichting van het plein. Die resulteerde in een ‘creaplosie’ van ideeën om het gebied autoluw te maken. Het nog jonge stadsdeel Zuid koos vier jaar later de Zweeds-Deense landschapsarchitect Sven-Ingvar Andersson als ontwerper van het masterplan.
Andersson maakte een open ontwerp. Daarin is voorzien in twee ondergrondse parkeergarages: een voor personenauto’s, en een voor de toeristenbussen die voorheen het plein ontsierden. Op de plek waar de ‘kortste snelweg’ zich splitste, bedacht Andersson een rechthoekige vijver. Meest in het oog springende element is het ‘ezelsoor’. Dit hellende stuk grasveld biedt de illusie van een vrije horizon met daaronder de ingangen van een parkeergarage en supermarkt.
Het Museumplein heette in het verleden ook wel het ‘plein der plannen’ of het ‘plein der gemiste kansen’. Vanaf 1866 zijn er tientallen, zo niet honderden ideeën ontwikkeld voor de ‘stadsrand’. De stedenbouwkundigen Hendrik Petrus Berlage en Jan Frederik Staal braken zich het hoofd erover. Er werden ontwerpen gemaakt voor een operagebouw, een universiteit, een villawijk, een muziekmuseum, een station en zelfs een paleisje voor de piepjonge koningin Wilhelmina. Al die plannen waren goed voor verhitte discussies, maar belandden zonder uitzondering in de prullenbak.
De naam Museumplein duikt voor het eerst op in 1903, refererend aan het Rijksmuseum. Met zijn imposante poort vormde de in 1885 geopende ‘kathedraal van Cuypers’ de toegang tot dit buitengebied. Vanaf de zeventiende eeuw lagen hier de Mennonietensloot en het Mennonietenpad. Er stonden een paar tuinderijen en zomerverblijven, en zeven windmolens waarvan de laatste in 1878 werd afgebroken.
Op het braakliggende terrein vond in 1883 de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling plaats, ofwel de eerste Wereldtentoonstelling. Het houten hoofdgebouw was ontworpen in ‘Moorse’ stijl met twee grote torens en gipsbeelden van olifanten en andere dieren. In het gebouw waren achtentwintig landen vertegenwoordigd, elk met een eigen paviljoen. Tot de opzienbarende objecten behoorden een telefoontoestel en een brandkast waar wel acht mensen in pasten. Het evenement trok ruim een miljoen bezoekers en zette Amsterdam op de kaart als toeristische bestemming.
Na afloop van de Wereldtentoonstelling begon nog datzelfde najaar de bouw van Het Concertgebouw, dat in 1888 opende. ‘s Zomers was het terrein in die tijd in gebruik als sport- en speelveld. Zo werden een harddraversbaan en vélocipèdebaan met tribunes aangelegd. ’s Winters werd er volop geschaatst. Jaap Eden won er in 1893 de eerste officiële wereldkampioenschappen. Pal tegenover Het Concertgebouw bevond zich vanaf 1905 het gebouw van de Amsterdamsche IJsclub.
Tot ver in de jaren dertig zwierden de Amsterdammers over de ijsbaan. Dat veranderde toen de Waffen SS en de Wehrmacht de villa’s rondom het Museumplein betrokken. Hans Böhmker, vertegenwoordiger van rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart, bewoonde het pand waarin nu het Amerikaanse consulaat huist. Het Museumplein groeide uit tot symbool voor nazi-Duitsland in Amsterdam. Met kuilen en prikkeldraad werd de gewone Amsterdammer de toegang versperd. Op het plein verrezen diverse bunkers. Als hoofdkwartier van de Duitsers werd direct naast Het Concertgebouw een speciale bunker gebouwd.
Het Museumplein veranderde tijdens de oorlog in een zanderige vlakte. De bunkers bepaalden nog jarenlang het aanzien. Pas in 1953 werden ze opgeblazen om ruimte te maken voor het herinrichtingsplan van stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren, werkzaam bij de afdeling Stadsontwikkeling, en landschapsarchitect Hans Warnau. In hun optiek moest het Museumplein ‘één der meest markante verkeersknooppunten van de stad’ worden. Ondanks hevige protesten werd in het verlengde van de Passage Rijksmuseum een vierbaansweg aangelegd.
Door de decennia heen is het Museumplein voor Amsterdammers en toeristen een geliefd plekje gebleken om uit te rusten, te picknicken, te voetballen of te frisbeeën. Honderdduizenden juichten er het Nederlands Elftal en Ajax toe. Er vonden talloze demonstraties plaats. De grootste was de Vredesdemonstratie van 1981: zo’n 420.000 deelnemers verzamelden zich om te protesteren tegen kernwapens. Liefhebbers kunnen de schaatsen weer onderbinden: de vijver voor het Rijksmuseum is ’s winters een ijsbaan. Er vonden dancefestivals plaats, en culturele activiteiten zoals de Boulevard of Broken Dreams en de Uitmarkt. Tijdens het Mahler Feest van 1995 stond midden op de ‘snelweg’ het Mahler Paviljoen.
De ingangen van het Stedelijk Museum en Van Gogh Museum zijn in de loop van de jaren naar de pleinzijde verlegd. Ook Het Concertgebouw heeft plannen om de oude hoofdentree aan het Museumplein weer in ere te herstellen. Het ‘verkeersknooppunt’ van weleer heeft plaatsgemaakt voor een plein met parkachtige allure. Door de aanleg van een Museumboulevard ambieert de gemeente de komende jaren ‘meer ruimte’ te creëren ‘voor museumbezoekers en wandelaars’. Het Museumplein moet een oase worden voor ‘verblijf, aantrekkelijk groen en eventuele exposities’. Het straatmeubilair wordt vervangen, en er komen een nieuw lichtplan, een fontein en een fietsstraat. Heeft het ‘plein der plannen’ of het ‘plein der gemiste kansen’ dan nu zijn bestemming gevonden?