Orkestinspecteur Peter Tollenaar: ‘Je moet flexibel zijn, in alles’
vr 15 jan 2021 - 4 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman
Via streaming gaan de concerten van het Concertgebouworkest gewoon door. Orkestinspecteur Peter Tollenaar zorgt ervoor dat dit zo veilig mogelijk gebeurt. ‘Over elke hobbel, elk detail is nagedacht.’
Onderdeel van
‘Kijk’, zegt Tollenaar terwijl hij een map openslaat. ‘Ik laat je even een podiumopstelling zien. Voordat een werk wordt geprogrammeerd maakt de orkestbode zo’n tekening. Dan zie je precies wat er wel of niet op het podium past. Een vleugel of celesta levert al gauw problemen op. We doen alles aan de veilige kant. Orkestleden zitten op 1,75 meter afstand van elkaar, vóór de blazers is zelfs twee meter ruimte. Officieel hebben we dispensatie om met honderd mensen te werken. In de praktijk kunnen we tussen de zeventig en tachtig musici veilig kwijt op het podium.’
Een symfonie van Sjostakovitsj, of een groot bezette Bruckner of Mahler? Onmogelijk, zegt Tollenaar in zijn tijdelijke kantoor in de Zuidfoyer. Normaal huist de orkestinspectie in de kelder, maar die ruimte is naar coronamaatstaven te krap bemeten. ‘Wat ook niet kan’, vervolgt Tollenaar, ‘is twee stukken met een heel andere bezetting op één programma. Dat heeft te maken met de wisselingen. Moet er toch gewisseld worden, bijvoorbeeld in de blazersgroep, dan worden lessenaars en stoelen eerst grondig schoongemaakt of vervangen.’
Normaal gesproken hebben we drie of vier concerten per week, nu hebben we één stream
‘We bekijken per week wat kan en nodig is. Het gebeurt wel dat buitenlandse dirigenten of solisten lastminute niet kunnen komen. Laatst bijvoorbeeld kwam Klaus Mäkelä invallen. Hij deed een heel ander programma, onder andere La mer. We moesten de hele bezetting omgooien. En dat twee, drie dagen van tevoren. Mijn rol is dat ik de juiste formatie bij elkaar krijg. Dat wil zeggen: de niet-strijkers, mijn collega Harriët van Uden gaat over de strijkers.’
‘Je doet twee, drie keer zoveel moeite voor de helft van het resultaat. Dat is wat ik vaak zeg als ik de huidige situatie in één zin samenvat. Normaal gesproken hebben we drie of vier concerten per week, nu hebben we één stream. Dat is weleens frustrerend. Tegelijkertijd vind ik: niet zeuren. We mogen blij zijn dat we dit nog kunnen doen.’
Ik voel me net een belerende boa
Dat was bij de eerste lockdown, half maart, wel anders. Van de ene op de andere dag zat het hele orkest thuis. ‘Na een paar weken is besloten dat we eind mei weer zouden beginnen. Ik ben direct met een draaiboek aan de slag gegaan. Over elke hobbel, elk detail is nagedacht. Dat draaiboek begint op het moment dat mensen hun huis verlaten. Sommige musici zijn gewend om carpoolend naar Het Concertgebouw te komen, dat mag nu niet. En als ze binnen zijn, waar kunnen ze uitpakken, waar inspelen, hoe krijgen we ze veilig op het podium? Er zijn inloopvolgordes gemaakt. Eerst de concertmeester, daarna de rest in een soort ganzenpas daaromheen.’
‘Het gaat om de gezondheid van de orkestleden, die verantwoordelijkheid is enorm.’ Een vergissing is snel gemaakt, weet Tollenaar. ‘Soms is het nodig om iemand daarop aan te spreken. Zo van: joh, denk aan je mondkapje, denk aan de afstand, denk aan je handen wassen. Dan voel ik me net een belerende boa. Het is wel gebeurd dat ik een orkestlid naar huis moest sturen vanwege een kuchje. Niet leuk, wel noodzakelijk.’
‘Vanochtend nog. Om vijf over zeven werd ik gebeld door een slagwerker. Hij zei: gisteren ben ik even gaan liggen, ik voelde me niet helemaal lekker, wat moet ik nu? Daar is dan geen discussie over. Die blijft thuis en krijgt het advies zich te laten testen. Het betekent wel dat ik ervoor moet zorgen dat er om half tien bij de repetitie een vervanger zit.’
Het is wel gebeurd dat ik een orkestlid naar huis moest sturen vanwege een kuchje
‘Je moet flexibel zijn, in alles.’ Die les heeft Tollenaar intussen wel geleerd. Om zijn hoofd leeg te maken zit hij regelmatig op de racefiets. ‘Net voor de lockdown heb ik zo’n thuisapparaat gekocht. Nu het kouder is kan ik lekker binnen trainen. En ik doe een opnameproject met mijn jazztrio. Van huis uit ben ik klassiek opgeleid contrabassist. We zijn uren bezig met mixen, produceren. Heerlijk.’ En, niet onbelangrijk: ‘Met drie bij elkaar komen mag nog nét.’
‘Het mooie van deze tijd vind ik de saamhorigheid. We kunnen dit alleen maar doen omdat we ons als team daarvoor inzetten. Iedereen is bereid een stapje extra te zetten, of het nou orkestleden of stafleden zijn. Dat geldt ook voor de mensen van Het Concertgebouw. De samenwerking is fantastisch. Vanaf dag één denken ze met ons mee, de lijntjes zijn heel kort. Deze periode heeft dus gelukkig ook iets positiefs gebracht.’