Backstage: Thomas van Dun - ‘In muziek kan ik mijn gevoelens en gedachtes kwijt’
ma 14 aug 2023 - 4 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman - Foto: Arcadio M Lanz
Thomas van Dun (27) is suppoost én componist. Die twee werelden komen op 28 oktober samen als Asko|Schönberg een nieuw werk van hem speelt in de NTR ZaterdagMatinee. ‘Dit is mijn spannendste opdracht tot nu toe.’
Hij weet het moment nog goed: Thomas van Dun was afgelopen december aan het werk in Het Concertgebouw toen hij op zijn telefoon een berichtje van Asko|Schönberg voorbij zag komen. Of hij interesse had om iets voor het ensemble te schrijven. ‘Ja, fantástisch!’, zegt hij, nog altijd naglunderend. De opdracht had hij niet zien aankomen. ‘Asko|Schönberg speelt vooral complexe, intellectuele muziek. Ik had van tevoren niet bedacht dat er een match met mijn werk zou kunnen zijn.’
Het werkterrein van Van Dun – die zichzelf afficheert als ‘componist en songwriter’ – bestrijkt het hele spectrum tussen symfonieorkest en dance. Via de filmmuziek ontdekte hij als tiener zijn passie en talent voor componeren. Hij studeerde aan de conservatoria van Den Haag, Amsterdam en Londen. Zijn muziek werd gespeeld door onder meer het Nederlands Studenten Orkest, het Residentie Orkest en het Radio Filharmonisch Orkest. Nooit eerder klonk een werk van hem in Het Concertgebouw, waar hij sinds 2016 werkt: aanvankelijk als horeca- en garderobemedewerker, de laatste vier jaar als suppoost.
Het komt voor dat ik twee, drie dagen achter elkaar helemaal niemand zie of spreek
Componist-zijn is een eenzaam beroep. ‘Het komt voor dat ik twee, drie dagen achter elkaar helemaal niemand zie of spreek.’ Alleen al daarom is Van Dun blij met zijn suppoostenbaan. ‘Het is mijn sociale basis.’ Als suppoost draait hij avond- en weekenddiensten, overdag wijdt hij zich in zijn Amsterdamse éénkamerappartement aan het componeren.
Hij hanteert een strikt werkschema. ‘Ik begin om acht uur à half negen. Ontbijten doe ik nooit, daar word ik sloom van.’ Rond elf uur last hij een pauze in, bijvoorbeeld om te sporten of te koken. De middag brengt hij opnieuw door achter de computer of het keyboard.
Componeren is hard bikkelen, zegt Van Dun. Hij herkent zich dan ook totaal niet in het romantische beeld van een componist die zich in zijn bubbel opsluit waarna de inspiratie vanzelf komt aanwaaien. ‘Als ik een paar uurtjes lekker ga, dan mag ik daar heel blij mee zijn. Daar staan dagen tegenover waarin ik nauwelijks vooruitgang boek. Dat is soms ronduit frustrerend. De piekmomenten zijn zo groot en gaaf dat die voor een langere periode in mijn motivatie moeten voorzien.’
Als ik een paar uurtjes lekker ga, dan mag ik daar heel blij mee zijn
De inspiratiemodus is vooral in de eerste fase belangrijk. Staan de contouren eenmaal, dan is het een kwestie van de ‘kleurplaat inkleuren’, aldus Van Dun. Zijn stuk voor Asko|Schönberg heeft intussen het eindstadium bereikt. Hij gaf het de titel Rocailles de l’après vie…, ofwel, uit het Frans vertaald: barokversiersels uit het hiernamaals.
In twaalf minuten snijdt de jonge componist grote thema’s aan. ‘Twee van mijn interessevlakken komen erin samen: de katholieke traditie, al ben ik totaal niet gelovig, en het existentialisme.’ Het individu versus de massa, en hoe het wegvallen van religieuze netwerken leidt tot eenzaamheid, daarover gaat zijn muziek, legt Van Dun uit. De barokke ornamenten dragen bij aan de transfiguratieve werking. ‘Zij maken het stuk tot een bijna spirituele ervaring.’
De ornamenten maken het stuk tot een bijna spirituele ervaring
‘Ik ben een piekeraar, zo zit ik van nature in elkaar. Vorig jaar had ik een periode van grote twijfel: wat betekent het leven voor mij, wat wil ik ervan maken? Ik had er niet per se een antwoord op. Het stuk is dus zeker autobiografisch, ja. Of het componeren ervan mij geholpen heeft? Niet in de zin dat het mijn gedachtes veranderd heeft, maar wel als uitlaatklep. Vergelijk het met een boksbal, waarop je je lichamelijke agressie kwijt kunt, zo heeft het componeren mij meer rust in mijn hoofd gebracht.’
Ik ben een piekeraar, zo zit ik van nature in elkaar
‘In muziek kan ik mijn abstracte gevoelens en gedachtes kwijt. Het is voor mij de mooiste manier om met anderen een gesprek aan te gaan. Maar los van het buitenmuzikale hoop ik dat het publiek getriggerd wordt door het vervoerende element, door de energie die in mijn nieuwe werk rondsuist.’
‘Vaak weet ik dat een stuk technisch staat als een huis. De orkestratie, de opbouw, de vorm, alles werkt meestal wel zoals ik had gehoopt. Maar er is altijd dat kriebeltje: kan het bij het publiek wel genoeg teweegbrengen?’ Iemand vertelde hem eens dat zijn muziek hem had beziggehouden. Van Dun noemt het het grootste compliment dat hij ooit heeft gekregen.
Thomas van Dun aan het werk als suppoost © Arcadio M Lanz
Als suppoost praat je zelden over jezelf. Dat ik ook componist ben, is voor het publiek een verrassing
‘Dit is mijn spannendste opdracht tot nu toe’, vervolgt hij. ‘In het verleden was er altijd wel een excuus: ik was of de heel jonge componist, of mijn werk was zo bescheiden van omvang dat het een verwaarloosbaar onderdeel vormde van het totale programma.’ Nu klinkt zijn muziek ineens in een prestigieuze serie, naast die van de Zuid-Koreaanse Unsuk Chin en haar leermeester Ligeti. Door zijn werk in Het Concertgebouw kent Van Dun veel matineebezoekers van gezicht. ‘Als suppoost praat je zelden over jezelf. Dat ik ook componist ben, is voor hen een verrassing.’
Hetzelfde geldt min of meer voor zijn collega’s. ‘Met een aantal heb ik een persoonlijke band. Ze weten dat ik componist ben, maar mijn muziek kennen ze niet.’ Ook zijn existentiële vraagstukken zijn geen dagelijkse gespreksstof op de werkvloer. ‘Zij krijgen dus een beeld van mij te zien dat ze nog niet kennen. Daar ben ik niet nerveus voor om dat te delen. Die kant hoort gewoon bij mij.’
Tijdens zo’n eerste uitvoering gaat er van alles door mijn hoofd
Op 28 oktober is Van Dun vrijgeroosterd als suppoost en zit hij in de zaal. ‘Tijdens zo’n eerste uitvoering gaat er van alles door mijn hoofd. O, had ik dit maar anders gedaan, had ik daar maar meer aandacht aan gegeven… Het gebeurt maar zelden dat ik helemaal tevreden ben.‘
Het moment van euforie komt altijd later, als hij na een paar weken of zelfs maanden een werk opnieuw beluistert. ‘Pas dan kan ik het accepteren en denken: het stuk is prima zoals het is.’