Presentator Hans van den Boom: ‘Ik ben een monomane klassieke-muziekgek’
Het Zondagochtend Concert viert dertigste seizoen
do 3 aug 2023 - 5 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman - Foto: Ruud Baan
Elke week presenteert Hans van den Boom Het Zondagochtend Concert en het voorprogramma Spiegelzaal. Dat doet hij nu voor het dertigste seizoen, net zo lang als de AVROTROS-serie bestaat. ‘Ik vind niks leuker dan over klassieke muziek evangeliseren.’
De zondagochtend in Het Concertgebouw is voor Hans van den Boom heilig. ‘Die gaat vóór familie of ziek-zijn. Ik vind het ongelogen nog elke zondag ónt-zét-ténd leuk om in mijn auto te stappen en naar Amsterdam te rijden.’ De gekste details uit drie decennia Het Zondagochtend Concert weet hij zich te herinneren. Zo somt hij moeiteloos het programma op dat het Residentie Orkest speelde tijdens het allereerste concert op 4 september 1994.
‘De serie ontstond toen de AVRO in Het Concertgebouw een paar concerten met het Radio Filharmonisch Orkest wilde organiseren’, vertelt Van den Boom met zijn bekende radiostem. ‘Alles was al vol gepland. Alleen op zondagochtend was de zaal nog vrij, werd er schertsend gezegd.’ Grap of niet: al snel ontstond het idee om dan meteen maar wekelijks op zondag een concert te organiseren. ‘In een paar weken tijd hebben we toen een heel seizoen bij elkaar geharkt.’
Alleen op zondagochtend was de zaal nog vrij, werd er schertsend gezegd
Van meet af aan dient Het Zondagochtend Concert twee heren. ‘De bezoeker in de zaal en de luisteraar thuis, die gezellig zit te kletsen met een kopje koffie erbij. Daar stemmen we de programmering op af. Het repertoire is toegankelijk. Niet alle stukken zijn even bekend, maar de muziek is nooit eng.’ De programmering en het vroege tijdstip verklaren het succes van de serie, denkt Van den Boom. ‘Het is nog lekker rustig in de stad, de sfeer bij de concerten is heel relaxed. Om kwart over twaalf sta je weer buiten, je kunt nog van alles ondernemen. En wat ook heel fijn is: je hoeft niet te hollen om de laatste tram te halen.’
‘Meteen het eerste jaar hadden we bedacht dat het leuk zou zijn om voorafgaand aan het concert iets te doen in de Spiegelzaal, een gesprekje met een dirigent of solist, afgewisseld door een muziekfragmentje met een recorder. Maar al gauw kregen we door dat het voor het publiek veel interessanter is om livemuziek te laten horen. In het begin lieten we een solist spelen die die ochtend in het concert optrad. Tegenwoordig stropen we alle agenda’s af van wat er in het land gebeurt: musici die een concours hebben gewonnen, een cd hebben gemaakt, of die gewoon beroemd willen worden.’
Hans van den Boom in de Spiegelzaal in gesprek met dirigent Vassily Sinaisky in het eerste seizoen van Het Zondagochtend Concert
Die formule werkt als een tierelier, zegt Van den Boom. ‘De mensen staan bij de Spiegelzaal in de rij om erin te mogen. Sommige koppies zie ik al jarenlang. Er zijn erbij die vijfentwintig keer per seizoen een zondagochtendconcert bezoeken. Of die, als ze een keer niet kunnen, tegen mij komen zeggen: “Sorry, meneer Van den Boom, maar volgende week zijn wij er niet.”’
De mensen staan bij de Spiegelzaal in de rij om erin te mogen
Hans van den Boom interviewt hoboïst Pauline Oostenrijk in het programma Spiegelzaal, september 2017 © Ronald Knapp
Van alle zondagen sinds 1994 heeft hij er zelf maar drie gemist. ‘Eén keer omdat ik die dag voor de AVRO iets anders moest doen, één keer omdat ik tijdens een vakantie met mijn fiets over de kop was gegaan en van alles had gebroken, en afgelopen voorjaar omdat ik een concertreisje naar Londen had. Na al die jaren dacht ik: nu mag dat weleens.’
‘Ik ben de pensioengerechtigde leeftijd inmiddels voorbij, maar AVROTROS wilde dat ik er nog een jaartje aan vast zou plakken. Als ik mijn huidige contract tot mei volgend jaar volmaak, dan heb ik er dertig jaar Het Zondagochtend Concert op zitten. Wat ik daarna ga doen? Goeie vraag. Ik vind niks leuker dan over klassieke muziek evangeliseren. Het zwarte gat schuif ik nog maar even voor me uit.’
Ik ben de pensioengerechtigde leeftijd inmiddels voorbij, maar AVROTROS wilde dat ik er nog een jaartje aan vast zou plakken
‘Ik ben een monomane klassieke-muziekgek. Waar die liefde vandaan komt? Wist ik het maar. Klassieke muziek speelde bij ons thuis in Oss in elk geval geen enkele rol. Ik was een jaar of zes, zeven toen ik voor het eerst een orkest hoorde: de Afscheidssymfonie van Haydn. De openingsmaten stonden op een singeltje uitgegeven ter gelegenheid van het vertrek van ingenieur Otten, directeur van Philips, waar mijn vader werkte. Het ding had jaren in een la gelegen, want wij hadden aanvankelijk geen pick-up.’
Een buitenbeentje ben ik altijd al wel geweest
‘Ik weet nog goed dat ik dacht: wat is dit?! Vanaf dat moment ben ik klassieke platen gaan kopen, bakken vol, dat is helemaal uit de hand gelopen. Ik herinner me dat klasgenootjes in de brugklas ruziemaakten of ze voor de Beatles of de Rolling Stones waren. Ík was voor Rachmaninoff, daar hadden ze nog nooit van gehoord. Een buitenbeentje ben ik altijd al wel geweest.’
Via de School voor Journalistiek en een baan als verslaggever bij STAD Radio Amsterdam – ‘in die tijd zat ik al vijf keer per week in Het Concertgebouw’ – kwam Van den Boom in 1990 terecht bij de muziekafdeling van de AVRO. Hij ontdekte al snel dat hij veel meer van klassieke muziek wist dan menig beroepsmusicus. Zijn repertoirekennis is indrukwekkend, evenals zijn fenomenale geheugen. ‘Zo weet ik bijvoorbeeld ook nog wie alle doelpunten maakte in de Europacupfinales van Ajax.’
Hans van den Boom op zondagochtend in zijn loge in de Grote Zaal, november 2019 © Ronald Knapp
Terugblikkend op dertig jaar Het Zondagochtend Concert noemt hij twee concerten die hem speciaal zijn bijgebleven. ‘Een Spaanse dirigent deed de Symfonie in d van César Franck. Bij de repetities merkten we dat hij het tempo nogal langzaam nam, het duurde en het duurde. Het Zondagochtend Concert mag niet te lang zijn hè, want dan moet de stofzuiger weer door de zaal. De producent van het concert zei toen: “Kunnen we hem niet vragen het een beetje sneller te doen?” Waarop ik zei: “Nee joh, dat kan je niet maken, dit is zijn artistieke visie.” Maar de volgende ochtend vroeg zij het tóch. En jawel hoor, tak-tak-tak, hij was ruim op tijd klaar.’
En de keer dat een Duits barokorkest kwam spelen. ‘Ze belden vlak voor het concert op: die sopraan die jullie hebben aangekondigd, dat moet een vergissing zijn, wij komen met Martina Rüping. Oké, dachten we, prima. Maar op zaterdagochtend bleek dat Rüping ergens op een vliegveld vastzat vanwege de sneeuw. Wij bellen, bellen, bellen, op zoek naar een vervanger, niemand die kon. Die avond zong Claron McFadden met het Jazz Orchestra of the Concertgebouw in de Grote Zaal. In de pauze zijn we op haar afgestapt: zou je… ? Ze moest die zondag rond het middaguur het vliegtuig hebben en één van de stukken kende ze niet. Maar ze bladerde de partituur door en zei: “Doe ik.” Die zondagochtend stond ik op het podium om de wijziging aan het publiek te communiceren. Ze vonden het gewéldig.’
Dirigeren vind ik een fascinerend iets
Van den Boom valt even stil. ‘Ik ouwehoer weer te veel hè?’ Eén persoonlijk hoogtepunt wil hij in elk geval nog wel graag kwijt: de viering van twintig jaar Het Zondagochtend Concert. ‘Iemand had bedacht dat ik een toespraakje zou houden en dat ik daarvoor in rokkostuum de trap moest afdalen. Toen heb ik de historische woorden gesproken: “Als ik in rokkostuum de trap afkom, dan wil ik ook dirigeren.”’ Aldus geschiedde: onder leiding van Hans van den Boom speelde Het Gelders Orkest Lang zal die leven. ‘Dat was wel even kicken hoor.’ Er is nog een foto van, zegt Van den Boom terwijl hij op zijn telefoon scrolt. ‘Kijk, hier heb je ‘m, de foto die alle andere foto’s overbodig maakt.’
Hans van den Boom op de bok bij Het Gelders Orkest, september 2014 © Michel Schnater
‘Dirigeren vind ik een fascinerend iets. Ik doe het thuis heel vaak. Partituur en baton erbij, en dan net alsof.’ Brede grijns: ‘Zeg, als jij nou eens regelt dat ik bij mijn afscheid, wanneer dat ook is, de Tweede Mahler mag dirigeren bij het Concertgebouworkest?’
Ik vind mezelf een ontzettende bofkont dat ik dit werk mag doen
‘Alles is mij altijd komen aanwaaien, dat is wel een beetje de rode draad in mijn leven. Misschien dat ik me daarom niet zo druk maak over mijn toekomst. Ik vind mezelf een ontzettende bofkont dat ik dit werk mag doen. Soms denk ik: waar heb ik, jongetje uit Oss, het aan verdiend?’