Interview: Hannes Minnaar
di 15 nov 2016 - 4 minuten leestijd - Tekst: Frederike Berntsen
‘Ik houd niet van de grote Hannes Minnaarshow’
Onderdeel van
Groot nieuws: Hannes Minnaar krijgt de Nederlandse Muziekprijs, de hoogste onderscheiding die door het ministerie van OCW aan een klassiek musicus wordt uitgereikt. Minnaar neemt de prijs in ontvangst tijdens zijn optreden in de NTR ZaterdagMatinee van 1 oktober 2016, als hij zijn tanden zet in Tanglewood Concerto van Robert Zuidam en Liszts Totentanz.
Verder: Minnaar en Het Koninklijk Concertgebouw zijn close, we tellen meer dan een handvol concerten. ‘Of ik trots ben? Jazeker, en vooral ook erg blij met deze reeks concerten’, vertelt Minnaar in een café op IJburg, om de hoek van waar hij woont. ‘De optredens met mijn trio zijn erg fijn. Met Het Concertgebouw hebben we een bijzondere band, en niet alleen vanwege onze naam: het Van Baerle Trio aan de Van Baerlestraat.'
'De masterclass van Menahem Pressler in de Kleine Zaal was een geweldige ervaring, jaren geleden alweer. Sindsdien zijn we vaak teruggeweest. De zaal selecteerde ons als Rising Stars, en als gevolg daarvan hebben we een tour door Europa gemaakt. Stiekem voelt Het Concertgebouw als onze thuisbasis.’
Nog even terug naar de Nederlandse Muziekprijs. Een paar jaar na zijn prestatie tijdens de beroemde Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel meldde Minnaar zich aan voor de Muziekprijs, een machtige onderscheiding. Je moet alleen wel even bewijzen dat je de prijs verdient. Daarvoor begin je als musicus aan een leeren onderzoekstraject waarin je diverse stappen onderneemt die je blikveld verruimen, waarin je initiatief toont en je werkbasis als musicus grondig verstevigt.
Na het concours in Brussel in 2010 stond alles op z’n kop, de agenda van de Zeeuwse pianist raakte vol, de uitnodigingen rolden binnen, ook voor muziek waar hij zich tot dan toe niet zo erg in had verdiept. Chopins pianoconcerten, Rachmaninoff, het ijzeren repertoire. Wat nu? Welke kant wilde hij op als musicus?
Dat een en ander loopt, bewijzen zijn agenda, de cd-opnamen en de goede kritieken. ‘In het kader van de Muziekprijs kon ik een mentor aantrekken – in mijn geval was dat Jan Zekveld, voormalig artistiek leider van de NTR ZaterdagMatinee – en ik volgde lessen bij iemand die ik erg bewonder: Ferenc Rados in Boedapest. Volledig uitgeput kwam ik thuis als ik daar weer een sessie had gevolgd. Wel extreem leerzaam.’
Wat voor pianist wil je zijn? Minnaar nipt aan zijn koffie en tuurt naar buiten, stevige wind, melkig zonnetje: ‘Ik wil graag de muziek laten horen, de componist. Het gaat om het kunstwerk, en dat is wat mij betreft niet de interpretatie. Je moet natuurlijk altijd keuzes maken, en daarin hoor je een stukje van mij terug. Maar dan zo dat ik denk dat het werk het beste tot zijn recht komt.’
Voor Minnaar geen musici die zichzelf op het stuk projecteren – hoe excentrieker, hoe interessanter, zoiets. Gebakken lucht, noemt-ie dat. Meesterpianist Grigory Sokolov zat laatst op het juiste spoor. ‘Hij haalt dingen uit de partituur, ongelofelijk. Hij heeft de bril van zijn eigen persoonlijkheid op, natuurlijk, een vrij sterke bril zelfs. Maar het is fantastisch wat hij doet. Ik zat op depunt van mijn stoel. Sokolov kleurt de muziek in.'
'Mensen zeggen vaak dat ik naturel speel. Nu hoop ik natuurlijk dat ze niet bedoelen dat er niet genoeg kleur in mijn uitvoeringen zit. Ik houd niet van de grote Hannes Minnaarshow, zo van: Hannes Minnaar geeft een recital, en wat heeft hij vandaag meegenomen?’
‘Voor mij vormen de oude meesters een onuitputtelijke inspiratie-bron. De opnamen van Alfred Cortot en Wilhelm Kempff, ik smul ervan en bewonder ze zeer. Het zijn musici die de componist spelen, niet zelf hinderlijk tussen de schepper en het stuk gaan staan, en toch een onuitwisbaar eigen stempel op een werk drukken. De ontspanning in de klank van Kempff als hij Beethovens pianoconcerten speelt, zo rijk en waarachtig, dat is waar ik naar zoek. Ik doe het natuurlijk anders. In mijn Beethovens met dirigent Jan Willem de Vriend zit iets meer actie misschien, snellere tempi, ritmische vitaliteit. Maar de eerlijkheid in de klank, daar werk ik dag en nacht aan. Ik vergeet bijna de Mozartpianoconcerten door Alfred Brendel en de Academy of St Martin in the Fields te noemen: onovertroffen.’
‘De afgelopen jaren ben ik veranderd, in ieder geval als pianist. Toen ik de derde prijs in Brussel won, dacht iedereen dat ik een klavierleeuw was, maar dat was ik helemaal niet. Ik ben het wel wat meer geworden, ondanks mijn voorkeur voor het introverte repertoire. Fauré, Franck en Brahms zijn componisten die me als vanzelf aanspreken. En Bach en Beethoven natuurlijk. De klassieke periode past
bij me, ik heb het gevoel dat ik daar iets mee kan wat lang niet iedereen doet.'
'En kamermuziek is essentieel is voor mij. Een kamermuzikale aanpak, ook in het solo-repertoire, is mijn ideaal. Als je niet met andere musici communiceert, communiceer je altijd nog met de klank van de vleugel, zoals die zich tot de zaal verhoudt. Dat vereist een heel scherp gehoor.’
‘Het grote publiek associeert mij minder met hedendaagse muziek, zoals Tanglewood Concerto van Robert Zuidam, waarvan ik in Het Concertgebouw de Nederlandse première (1 oktober 2016, red.) verzorg. In het kader van de Prijs wilde ik mijn grenzen oprekken. Liszts Totentanz haalt me volledig uit mijn comfortzone. De grenzen opzoeken, of ernaartoe geduwd worden zoals mijn conservatoriumdocent Jan Wijn weleens deed, daar heb ik uiteindelijk het meeste van geleerd.
Dit interview verscheen eerder in het Concertgebouw Magazine, editie september/oktober/november 2016