Jeroen van Veen: ‘Canto is een manier van leven’
vr 13 jan 2023 - 6 minuten leestijd - Tekst: Liesbeth Houtman
Jeroen van Veen speelt in dit honderdste geboortejaar van Simeon ten Holt Canto ostinato samen met Sandra Mol, het LP Pianoduo en organist Aart Bergwerff. ‘Je hebt Canto, en je hebt alle andere muziek.’
Hoe vaak hij Canto ostinato heeft gespeeld? ‘Ik heb het niet bijgehouden, maar denk dat ik wel aan de vierhonderd uitvoeringen kom’, zegt Jeroen van Veen. Zijn record staat op zes keer in één weekend.
Wie denkt dat het stuk hem inmiddels verveelt, heeft het mis. ‘Canto is voor mij een manier van leven.’ Ook na bijna dertig jaar biedt de partituur hem elke keer iets nieuws. Van al die uitvoeringen was geen een hetzelfde. Alleen al de duur kan enorm verschillen: van dertig minuten tot zes uur. Ten Holt componeerde zijn magnum opus in de jaren zeventig ‘voor één of meer toetsinstrumenten’. De musici gaf hij een ongekende vrijheid: zij bepalen tijdens een concert hoe het werk klinkt.
Vergelijk Canto met een schaakspel. Er is een opening, en er is een einde, maar het spel zelf is steeds weer anders
‘Er zijn in Canto vijf lagen’, legt Van Veen uit. ‘Per maat zijn er vijf noten. En dat alles kun je op verschillende manieren spelen. Je kunt accenten aanbrengen, noten langer of korter maken, harder, zachter, hoger of lager spelen. Je kunt elementen weglaten of juist combineren. Vergelijk het met een schaakspel. Er is een opening, en er is een einde, maar het spel zelf is steeds weer anders.’
Pannenkoekschoenen
Van Veen is dezer dagen in de Amsterdamse Stadsschouwburg waar hij in de voorstelling Het jaar van de kreeft de muziek speelt die hij ruim twintig jaar geleden componeerde. Tussen de bedrijven door komt hij graag naar Het Concertgebouw om over Canto te vertellen. Ruim voor de afgesproken tijd zit hij klaar op het bankje in de portiersloge, onderwijl verwikkeld in een geanimeerd gesprek met de portier. Het onderwerp: zijn schoenen. Die trekken met hun goudbruin gevlekte textuur de aandacht. ‘Het zijn mijn pannenkoekschoenen, met de hand gemaakt in Rotterdam. Mijn dagelijkse paar, voor op het podium heb ik schoenen met vleugeltjes.’
Het is het tiende jaar dat hij Canto speelt in de Grote Zaal, komt Van Veen even later ter zake. Hij werkte daarbij samen met wisselende pianisten, maar met zijn studiegenoot en latere partner Sandra Mol als de constante factor.
Ligconcert Canto ostinato met o.a. Jeroen van Veen en Sandra Mol in de Grote Zaal, 2014 © Ronald Knapp
Die eerste uitvoering, in januari 2013, had plaats zullen vinden ter ere van de negentigste verjaardag van de componist uit het Noord-Hollandse Bergen. Het liep anders: Ten Holt overleed op 25 november 2012, het optreden werd een herdenkingsconcert. Er vonden ligconcerten plaats in de zomer, en in 2021, midden in de coronapandemie, klonk Canto tijdens een Empty Concertgebouw Session in een lege zaal.
‘Je wilt in Canto fluisterzacht kunnen spelen, ook met vier piano’s tegelijk’, vertelt Van Veen. ‘In deze zaal heb je honderd procent controle over de klank. En wat ook heel fijn is: het voelt alsof het publiek heel dichtbij is.’
Canto ostinato in de Grote Zaal met o.a. Jeroen van Veen en Sandra Mol, 2018 © Ronald Knapp
In deze zaal heb je honderd procent controle over de klank
Dat is toch geen muziek!
Van Veen was een jaar of dertien, veertien toen hij Canto voor het eerst hoorde op de radio. ‘In die tijd nam ik alles op met cassettebandjes. Het was avond, ik luisterde naar het geluid van die piano’s, het ging maar door en het ging maar door, en ik vond het fantastisch. De volgende ochtend moest ik weer vroeg naar school, ik ben in slaap gevallen, de aftiteling miste ik daardoor. Ik wist dus niet wat ik gehoord had, maar die muziek bleef mij intrigeren. Pas later, in mijn conservatoriumtijd, hoorde ik Canto opnieuw op de radio. Toen dacht ik: hé, dat is dat stuk van het cassettebandje waar geen naam op staat.’
Hij wilde het werk dolgraag spelen. ‘Maar mijn docenten zeiden: dat is toch geen muziek! Liszt moest ik studeren, Rachmaninoff, Skrjabin. Op mijn eindexamen deed ik een stuk van John Adams. Toen dat achter de rug was, dacht ik: zo, nu ga ik die muziek van Ten Holt bestellen.’ Met Sandra Mol stortte hij zich een jaar lang op Canto. In 1995 volgde hun eerste uitvoering in Culemborg, en hun eerste cd-registratie. Hun opname uit 2008 werd door Ten Holt bestempeld als de beste vertolking van zijn werk.
Die eerste cd markeerde het begin van een hechte vriendschap. ‘Simeon was een vaderfiguur voor mij, ons contact ging verder dan alleen de muziek.’ Op de uitvaart van Ten Holt droeg Van Veen mede de kist. ‘En hij heeft mij al zijn partituren en manuscripten nagelaten.’
Simeon was een vaderfiguur voor mij
Kluizenaarsbestaan
De bezoeken aan Bergen verliepen volgens een vast protocol, herinnert Van Veen zich. ‘Simeon was een man van de rituelen. Om vijf uur kwam er standaard korenwijn op tafel met koekjes van de bakker, daarna een goeie witte wijn en na het dessert volgde nog een glas grappa.’ Lachend: ‘Ik heb me meermaals afgevraagd hoe we elke keer weer heelhuids zijn thuisgekomen.’
‘Ten Holt leidde een kluizenaarsbestaan, hij heeft zelfs nog een tijdlang in een bunker gewoond. Bij concerten was hij maar zelden. Na 2006 kwam hij sowieso zijn huis niet meer uit, hij had vreselijke moeite met ouder worden. Maar na een concert belde hij mij altijd op. Hij wilde precies weten hoe het was gegaan. Hoeveel mensen zaten er in de zaal? Hoe lang duurde de uitvoering? Wat hadden we met het thema gedaan? Wie was er begonnen? Hij was ook altijd geïnteresseerd in hoe het met ons en met de kinderen ging. Dat vond ik wel gek omdat hij naar zijn eigen kinderen nooit heeft omgekeken.’
Canto werd tegen Ten Holts wil zijn bekendste werk
Mysterie
‘Simeon zei tegen het eind van zijn leven: je hebt Simeon ten Holt, en je hebt alle andere componisten. Zo zeg ik weleens: je hebt Canto ostinato, en je hebt alle andere muziek. Het is een cult geworden. Canto werd tegen Ten Holts wil zijn bekendste werk, daar had hij wel moeite mee. Dan zei hij met zijn resolute, donkere stem: maar Incantatie IV is toch veel beter?’
‘Het succes van Canto was voor hem een mysterie. Vraag je het mij dan denk ik dat de aantrekkingskracht te maken heeft met de eenvoud van de muziek, de tijdloosheid, en met de prikkelende vijfkwartsmaat. Er trekt in een langzaam tempo een palet aan kleuren en wisselende accenten voorbij. Na ongeveer een uur klinkt als een soort bedankje het thema dat zich tot dan toe in gefragmenteerde vorm had aangediend. Simeon gruwelde ervan als ik die melodie direct al speelde. Dan schreef hij mij in een briefje met koeienletters: wil je dit nooit meer doen?’
‘Simeons voorliefde voor de piano begon met zijn vader die Beethovens Mondscheinsonate speelde. Als kind lag hij in bed daarnaar te luisteren. In Canto combineert hij de zangerigheid van de piano met de minimal music die in diezelfde tijd in Amerika ontstond. Hij beweerde dat hij hier niet van wist. Maar later vertelde hij me dat hij hier in Het Concertgebouw bij een concert van Philip Glass was en toen bedacht: ik wil ook zoiets componeren.’
Simeons voorliefde voor de piano begon met zijn vader die Beethovens Mondscheinsonate speelde
Leven overhoop
Canto ostinato maakt bij het publiek soms heftige reacties los. Mensen raken in trance, sommigen besluiten na een concert hun leven overhoop te gooien. Eén verhaal is Van Veen in het bijzonder bijgebleven. ‘Een jongen uit Australië had mij gemaild dat hij naar Nederland wilde komen om Canto te horen. We speelden in Veldhoven, hij was na afloop in de zevende hemel. Er zijn zelfs nog foto’s van hem en de musici gemaakt. Twee weken later kreeg ik een berichtje van zijn broer: die jongen had zelfmoord gepleegd. Canto was het mooiste wat hem was overkomen, daar kon hij niet meer overheen.’
‘Je weet als musicus als geen ander hoe diep muziek kan gaan. Ik vergelijk mijzelf weleens met een piloot. In de lucht ben je vrij, maar je kunt niet bij elke bocht kikken, je hebt mensen aan boord die veilig met je mee moeten vliegen. Zo zie ik ook een concert. Je kunt je niet volledig verliezen in emotie, je moet er wel met je verstand bij blijven. In het geval van die jongen lag het trouwens anders: hij had al langer depressieve klachten, dat hadden we toen niet in de gaten.’
Jeroen van Veen © David de Haan
Ik vergelijk mijzelf weleens met een piloot. In de lucht ben je vrij, maar je kunt niet bij elke bocht kikken
In Nederland is Van Veen vooral bekend als Canto-pianist. Maar hij doet nog heel veel meer. Zo staan de komende twee jaar 55 cd-opnamen gepland: van het complete pianowerk van Ten Holt, maar ook van eigen stukken en repertoire van Schubert en Rachmaninoff tot Einaudi.
Gewetensvraag: welk muziekstuk gaat mee naar het spreekwoordelijke onbewoonde eiland? ‘Niet Canto, die muziek zit al zo diep in mij. Op de laatste, zwarte bladzijde van de Canto-partituur staat in het midden 4’33’’ van John Cage. Het stuk bestaat uit drie delen waarin helemaal niets klinkt. In het dagelijks leven ben ik omringd door muziek, naar dat eiland neem ik de stilte mee.’