Jean-Guihen Queyras: ‘Dvořáks Celloconcert is zo groots als het leven zelf’
wo 17 jul 2024 - 4 minuten leestijd - Tekst: Frederike Berntsen
Jean-Guihen Queyras speelt Dvořáks Celloconcert in de Grote Zaal, op een nieuwe liefde, een Venetiaanse cello uit 1729. ‘Ik moet luisteren naar wat de cello mij te bieden heeft, anders zal een uitvoering niet goed kunnen worden.’
Deze zomer speelt Jean-Guihen Queyras in Amsterdam Dvořáks Celloconcert met het Residentie Orkest. Bij het Haagse orkest is hij komend seizoen artist in residence. ‘Voor een musicus is het heerlijk om je passie te kunnen uitleven’, zegt Jean-Guihen Queyras. ‘Het brengt wel een buitengewoon hectisch leven met zich mee, waarin je van hot naar her vliegt: recital hier, concert daar. De residency bij het Residentie Orkest is een fantastisch rustpunt. In het seizoen kom je meerdere keren samen, je werkt aan vastigheid met elkaar, je bouwt iets op en daarmee creëer je een nieuwe dynamiek in de samenwerking. En die is tot nu toe al heel fijn.’
Lesgeven heb ik altijd leuk gevonden
‘Dat het orkest en het conservatorium in Den Haag in één gebouw zitten, Amare, is een belangrijk pluspunt. Ik hoop van harte dat we daarvan gebruik kunnen maken, dat er kruisbestuiving plaatsvindt. Lesgeven heb ik altijd leuk gevonden, en je kennis en kunde doorgeven aan de volgende generatie is het allerbelangrijkste.’
Band met Nederland
De band van Jean-Guihen Queyras met Nederland dateert al van zo’n twintig jaar terug, en is alleen maar sterker geworden. Een podium als Het Concertgebouw, optredens tijdens de Cello Biënnale Amsterdam, bij het Residentie Orkest en met Amsterdam Sinfonietta hebben daaraan bijgedragen. Onlangs debuteerde hij bij het Concertgebouworkest, in Schumanns Celloconcert. ‘De klassieke scene bij jullie is buitengewoon creatief. Altijd worden er projecten opgezet en zoekt men naar nieuwe wegen. Het Nederlandse publiek vind ik ook prettig, direct. Vinden ze iets prachtig, dan hoor je dat ongefilterd. Als het minder interessant was, laat de luisteraar dat ook duidelijk weten.’
De uitvoering is een reis die je maakt, liefst met je publiek
‘De raison d’être van mijn werk is de beleving van het moment. De uitvoering is een reis die je maakt, liefst met je publiek. De luisteraar maakt deel uit van de uitvoering. Kom je op en er klinkt een slap applaus, dan bepaalt dat wel de sfeer in de zaal. Is de ontvangst warm en hartelijk, dan begin je anders aan een stuk.’
Celloconcert van Dvořák
‘Dvořáks Celloconcert is zo groots als het leven zelf’, vindt Queyras, op en top Fransman, met een soepele toon en speelstijl. In de zomerserie van Het Concertgebouw speelde hij het concert twee keer eerder, en hij draagt het al een heel leven met zich mee. ‘Ik weet nog goed, ik was een kind, in de Provence, waar ik opgegroeid ben. Een familievriend bracht een cassettebandje – ja, zo oud ben ik al – mee, met daarop Dvořáks concert: Mstislav Rostropovitsj, de Berliner Philharmoniker en Herbert von Karajan. Mijn eerste kennismaking met dit concert werd gespeeld door deze reuzen. Dat was absoluut een groots gebeuren voor mij. Dit stuk is een meesterwerk, niet alleen door de omvang en de bezetting, ook de autobiografische dimensie is indrukwekkend. Dvořák zat in Amerika, miste zijn thuisland, kreeg het nieuws dat zijn schoonzuster er ernstig aan toe was. Het tweede en derde deel schreef hij met haar in gedachten.’
Risico’s nemen
Queyras denkt na: ‘Veel romantische en laatromantische meesterwerken zijn zo omvangrijk omdat de componisten een goed verhaal vertellen in muziek. Maar ook laten ze zichzelf zien, hun kwetsbaarheid, hun wonden, hun twijfels. Als uitvoerder moet je risico’s nemen, in kleur en timing heel ver gaan, de grenzen opzoeken, anders komt zo’n Dvořák nooit over. Mijn spieren zijn minder krachtig dan vroeger, maar ik hoop dat ik nu iets anders kan geven. Als je jong bent wil je laten zien hoe sterk je bent. Nu durf ik mijn hart te openen, me kwetsbaar op te stellen én daarin ver te gaan.’
Als je jong bent wil je laten zien hoe sterk je bent. Nu durf ik mijn hart te openen, me kwetsbaar op te stellen
Queyras’ levensmotto is ‘carpe diem’, hij is een gourmand en heeft de neiging te veel werk aan te nemen. En dan ook nog een interview... ‘Ja, maar zo’n gesprek laat me wel over dingen nadenken, dus dat is heel zinnig.’ Datzelfde geldt voor het lesgeven, vindt Queyras. Hij is docent in Freiburg aan de Hochschule für Musik. ‘Gisteren had ik een heel interessante lesdag, ik ontdekte allerlei nieuws in Beethovens Vijfde cellosonate, in de verhouding tussen beide instrumenten. Het is geweldig om te zien dat je door werken met anderen achter nieuwe dingen komt. En dat terwijl ik die sonate toch al mijn hele leven speel!’
Als je geen docent meer hebt, maar in het volle leven staat als uitvoerder en leraar, van wie leer je dan? ‘Van het leven zelf. Dit vind ik een mooie uitspraak: ‘The way you live your day, is the way you live your life.’ Ik leer van mijn muzikale partners. Als ik met altviolist Tabea Zimmermann speel, bijvoorbeeld, en naar haar strijkarm kijk, dan ben ik gefascineerd. Er zit een schitterende techniek en een beeldschone manier van bewegen in. Of violist Isabelle Faust, de intensiteit waarmee zij iedere noot speelt, die komt uit het binnenste van haar ziel. Dit kan ik goed, het spel van anderen in me opnemen.’
De wil van het paard
En is daarbij de cello leidend, of Queyras? ‘Dat is net als in een relatie, jij leidt het instrument, en het instrument leidt jou. Ik moet luisteren naar wat de cello mij te bieden heeft, anders zal een uitvoering niet goed kunnen worden. Ik word absoluut geleid door wat het instrument mij wil geven. Het is een beetje als met een paard: je moet het dier erkennen, de wil van het paard. Maar ik laat de cello natuurlijk niet alles dicteren. Dus we hebben onze discussiepunten. In de Grote Zaal van Het Concertgebouw moet ik goed articuleren om over te komen, de klank moet kern hebben, zeker als er een heel orkest achter je zit.’
Het is net als in een relatie, jij leidt het instrument, en het instrument leidt jou
‘Ik moet wel nog iets bekennen: sinds maart dit jaar heb ik een andere liefde, een Pietro Guarneri uit Venetië, 1729. En het lijkt erop dat dit een blijvende liefde is. Ik speelde op dit instrument ook al Schumann met het Concertgebouworkest, afgelopen april. Na zeventien jaar op een Gioffredo Cappa, ook een Italiaanse bouwer, gespeeld te hebben, stap ik over. Het gaat om nuanceverschillen, maar voor mij is dit heel interessant.’